We zijn met drie broers: Dré, Ik en Tuur. In die volgorde zijn we geboren.

Dré is beeldend kunstenaar, ik ook, anders. Tuur is schrijver, een autoriteit op het gebied van podiumkunst en een specialist in jeugd- en figurentheater.

In zijn roman "VARDA" komen Dré en ik ook voor. Ik heb hem gevraagd om een tekst te schrijven voor mijn nieuwe publicaties. Ik vind, dat deze tekst hier ook thuis hoort: de mooiste introductie, die ik me kan indenken voor deze website.

 

 

mandarijnen, walnoten en engelen

de foto's van grote broer Zjuul

Tuur Devens

beelden, geen afbeeldingen.

Ik lees in Another history of art (professor Koenraad Jonckheere, 2020) in het hoofdstuk 'Het Idee Kunst' het volgende:

“Wat Rubens en Rembrandt bindt, ondanks de grote verschillen, is de ambitie om van kunst een sublimatie van de waarneembare wereld te maken. Door een combinatie van empirische nieuwsgierigheid en intellectueel vernuft, is de kunstenaar in staat dingen te creëren die de werkelijkheid overtreffen.”

Grote woorden voor twee grote mannen. Bij het herlezen denk ik toch spontaan aan de drie pas ontvangen fotoboekjes van mijn broer Zjuul: ook hij doet dat met zijn foto's! Stel ik hem daarmee op dezelfde hoogte als Rubens en Rembrandt, zou men zich dan kunnen afvragen. Ja en neen. Ja, omdat hij ook nieuwsgierigheid, intelligentie en onderzoek combineert en daarmee inzoomt op de werkelijkheid waardoor hij iets creëert dat die werkelijkheid overtreft en sublimeert. Neen, omdat die vraag hier niet past. Het gaat niet over wie beter of slechter is. Die uitspraak van Jonckheere geldt niet alleen voor Rubens en Rembrandt maar eigenlijk voor elke kunstenaar die zichzelf au sérieux neemt.

Ik heb twee grote broers in de kunst. Oudste broer Dré is beeldend kunstenaar, een minimalist die constructivistisch en conceptualistisch werkt, de ene keer heel abstract minutieus, de andere keer heel speels, maar altijd strak naar de essentie. Zoals zijn kunst mij aanspreekt en beroert, zo doet de kunst van Zjuul dat ook. Beide weten mij te raken, bijwijlen te ontroeren, mijn fantasie te prikkelen, ook door die “combinatie van nieuwsgierigheid en intellectueel vernuft.” Het is toch mooi hoe Zjuul – door zijn vernuftig omgaan met de werkelijkheid –  een waarneembaar wit sliertje van een mandarijn in iets totaal anders verandert en daarmee het deeltje-van-een-mandarijn-zijn sublimeert.

kevers, stenen, kikkers, insecten, ….

Zjuul vergroot en vervormt graag. Ik zie dat in de werken die we in die halve eeuw hier in huis hebben gehaald. Het begon met zeefdrukken van kevers. Uitvergrote kevers in blauw en rood liggen in allerlei houdingen.  Na de 'kever-periode' krijgen we de wat ik noem 'stenen-periode'. Foto's van grote betonnen brokken en stenen op de stranden rond Calais, als resten van de invasie in 1944. Samen met grafisch kunstenaar Jozef Moerloos maakte hij hele installaties en vulde hij ruimtes in grotten en in open lucht. Grote en kleine brokstukken  die op de Picardische stranden en in de duinen liggen, fotografeert hij, in bijzonder licht, in een aparte kadrering. Hij vervormt de stenen  als het ware tot iets nieuws, herkenbaar dat wel, maar in een ander kader, en daardoor overstijgt zijn werk  de werkelijkheid die de kuierende strandwandelaar waarneemt.

Naast allerlei andere projecten ( o.a. glazen kubussen, half ingegraven in de grond, met foto's van lichamen) valt toch ook zijn 'kikker-periode' op met foto's  – al dan niet in collages met andere voorwerpen – van dode en beschadigde kikkers, vaak in uitgedroogde toestand en in detailopname. De dans van de kleine mummie is een tentoonstelling die focust op de schoonheid van de imperfectie. Daarna keert hij terug naar kevers en andere insecten, zoals bijen, vlinders, larven, poppen, gehavend en kapot, steeds in extreme uitvergrotingen, tegen lichtvlakken, in pixels, op aluminiumdragers, … .

Hij experimenteert met beelden en materialen, combineert verrassend, blijft zoekend.

Er volgt, sinds zijn beeldhouwlessen, zijn 'walnoten-periode'. Hij gebruikt okkernoten als hoofdelement in sculpturen van papier, hout, gips, polyester.  In zijn fotografisch werk zoomt hij in op het inwendige van de walnoten, schikt en componeert de velletjes, de schilletjes, de schotjes, de noot zelf, tot intrigerende beelden. Dat doet hij ook met de witte sliertjes en velletjes van het binnenste van een mandarijn. Laten we dat zijn 'mandarijn-periode' noemen.

De afgebeelde figuren intrigeren, je let niet direct op de gebruikte materialen. Als je dan al weet dat het sliertjes en schotjes zijn, verrassen de foto's nog meer. Over  sublimatie van de waarneembare werkelijkheid gesproken. Je ziet niet de realiteit,  je schouwt een 'theater'realiteit.

pareidolia

Iets anders zien dan wat het is. Dat verschijnsel heet pareidolia. Volgens Wikipedia: een vorm van illusie waarbij iemand een zodanige interpretatie van onduidelijke of willekeurige waarnemingen heeft, dat hij hierin herkenbare dingen meent waar te nemen. (De naam is afkomstig van het Griekse para (naast) en eidolon (beeld)).

Zo kun je bijvoorbeeld een gezicht zien in de maan, het blijken dan de kratergaten te zijn. In wolken een galopperend paard of een kruipende beer zien, is ook zoiets. Bij pareidolia zie je eerst iets anders en daarna ontdek je pas wat het echt is.

Zo'n kijkervaring beleven we ook als we de foto's van Zjuul zien.

De macrofotografie is voor Zjuul een uiting van een empirische nieuwsgierigheid. Hij observeert velletjes en schilletjes, hij bestudeert ze, vergroot ze. Hij combineert deze curieuze eigenschap, (ook eigen aan Rubens en Rembrandt, zie boven) met een intellectueel vernuft (ook eigen aan de beroemde 17de eeuwse schilders) en  brengt die uitvergroting in beeld: hij componeert, hij kadreert, hij kleurt, hij  ver-beeld-t, zoals zijn illustere voorgangers.  Maar, in tegenstelling tot die kunstenaars van 4 eeuwen geleden, stimuleert hij ook de toeschouwer expliciet tot artistiek participeren. Zijn foto's zijn ook een aanzet tot denken, tot zelf verbeelden.

in a nutshell

Ik neem het fotoboekje In a Nutshell. Een eerste blik. Als engel-liefhebber ontwaar ik een engel in een halve boot. Iemand anders ziet er misschien een Nikè-beeld in. Voor mij is het op het eerste zicht een engel in het zwart, zonder hoofd en ledematen. Een angelus die zich, ondanks de tegenslag – want van zijn bootje blijft maar de helft over -  recht houdt, zich met wat vleugelgewapper in balans houdt, met de jurk naar voren gebold, de toekomst tegemoet. Er straalt een vertrouwen van het beeld uit: 'ik haal de overkant, zeker weten.'

Toch klopt er iets niet. Ik kijk nog eens, meer geconcentreerd. Hoe zit dat? De halve boot is een halve notendop, de engel is gevormd uit de schotstukken rond het binnenste van de okkernoot. Zo laat ik mijn fantasie ook gaan over de foto's op de volgende bladzijden, hoe de engelen geleidelijk in vogelengelen veranderen, dan in vogels, spichtig en dreigend in een wazig rafelend decor. Maar dat is mijn verhaal van dat moment. Wie weet, zal er morgen een ander verhaal broeden.

Op de foto's lijken de wezens/figuren verrast, ik als toeschouwer ben het.

het wit van de mandarijn

In  citr.rest  met als ondertitel  “the secret of the mandarin” staan op de bladzijden naast elkaar twee gelijkaardige 'figuren'. Op de linkerpagina tegen een lichtere achtergrond, en op de rechterpagina in een donkerder omgeving, of andersom. Doordat je de foto's naast elkaar ziet en ze per paar op elkaar lijken, ga je vergelijken. Zijn het spiegelingen, zijn ze hetzelfde, verschilt alleen het licht? Op het eerste zicht wel, maar bij nader inzien, zijn er verschillen. Er is een lichte draai aan het 'object' gegeven, er is een bobbeltje meer, een uitstulpinkje minder, een verdikkinkje, een draadje meer, een sliertje minder. Net of mijn broer de opdracht aan de kijker meegeeft om  7 verschillen te zoeken. Je kijkt in ieder geval langer dan de gemiddelde 10 seconden van een museumbezoeker.

Verschillen, ja dat wel, maar wat stellen de 'objecten' voor?! Ook hier heerst er vrij interpretatiespel. Ik zie vooral zeedieren, misvormd en prehistorisch van formaat. Ik zie ook een schaduwbeeld, voor mij, vanuit mijn liefde voor theater, is het een oudere actrice in een jurk die in het spotlicht staat op de rand van het podium en afscheid neemt van het publiek. De term pareidolia is hier wel op zijn plaats. Je ziet in de foto's heel veel, maar zeker geen witsliertjes van een mandarijn!

Zijn foto's zijn beelden, geen afbeeldingen.

In CITR.REST II ontwaar ik ook steeds meer abstracte figuren, heel kunstig belichte beelden. Abstracte, kronkelende en dynamische wezens in soms felle, soms gedempte kleuren maar steeds in stille rustige ruimtes. Soms in fel contrast met de achtergrond, soms ineen vloeiend, of elkaar opslorpend. Vormobjecten die zoeken naar een balans, niet in het fotokader, maar naar een balans in zichzelf, ze lijken in een 'still' vastgelegd te zijn, ze zweven in een stilstand. Verrassend, esthetisch. En elke toeschouwer zal daar bovenop zijn eigen verhaal kunnen creëren.

Bij de schilderijen van Rubens en Rembrandt zie je – met de nodige voorkennis van mythen en Bijbelse verhalen – wat je ziet, tot in de kleinste details. Na 400 jaar zijn de verwachtingen van kunst anders. Nu zie je ook – en misschien maar een beetje – wat je wilt zien en kun je een beetje meecreëren. Ik wil na mijn geopenbaarde engelmijmeringen de lezer/toeschouwer niet nogmaals interpretaties opdringen.  Als toeschouwer word je beschouwer, je observeert, analyseert, interpreteert, je schuift, je verandert van perspectief, letterlijk van standpunt en van visie, je verbeeldt je ontvangen beeld. Zjuul vergroot en vervormt de waargenomen microwereld naar een macroniveau, componeert een nieuwe wereld, sublimeert daarmee de waargenomen wereld, en zet de kijker er toe aan dat ook nog eens te doen. En dat geeft dan weer dat tikkeltje extra artistiek genot, je kijkt dan ook weer  (even) anders naar de natuurwereld om je heen, en wie weet welke pareidolia's je nu ontdekt.