WAT IS DIT?
Wat zie ik hier eigenlijk? is ongetwijfeld de vraag die bij velen opkomt als ze deze fotoreeks van Zjuul Devens voor het eerst te zien krijgen. Zijn het foto's van bronzen beeldjes? Of details van grote(re) beelden of zijn dit levensgrote objecten? Je ziet wentelende vormen en intrigerende kronkels, zonder referentiepunten waaraan je grootte, gewicht, materiaal of dimensies kan afleiden. Misschien fragmenten van ruïnes in lege landschappen, geologische artefacten, biologische creaties of menselijke constructies? We willen het onbekende thuisbrengen. De menselijke nieuwsgierigheid gaat met behulp van geheugen en verbeelding op zoek naar verklaringen voor wat we zien. Bij deze beelden hebben we echter weinig houvast.
Op de website van de fotograaf vind je enkele spaarzame aanwijzingen die een interpretatie op weg kan helpen: CITR.REST en In a nutshell. Dit zijn close-ups van resten van citrusvruchten en noten. Zij zijn het resultaat van een ritueel in huize Devens. Elke ochtend pelt Zjuul bij het ontbijt twee mandarijntjes. Daarbij houdt hij vlezige witte structuren over, het bittere weefsel rondom het vruchtvlees. Elders belandt dit in de composthoop maar hier wordt het voorzichtig opzij gelegd om te drogen. Net zo met het verdroogde vlies tussen de twee helften van de walnoten die Zjuul in het notenseizoen kraakt. Deze noten- en citrusresten (of 'citresten') worden zijn modellen in de fotostudio.
Hoe raadselachtige deze cit- of nut-resten ook lijken, met een beetje biologie is prima te verklaren hoe ze onderdeel zijn van de ontwikkeling en de structuur van de vrucht. Die ontwikkeling begint bij alle planten met een bloem. Onderin de bloem zit het vruchtbeginsel met de eicellen die bevrucht worden door pollenkorrels en uitgroeien tot zaden. De drielagige wand van het vruchtbeginsel groeit uit tot de vrucht die de zaden omhult.
Die lagen nemen bij verschillende fruitsoorten heel andere vormen aan. Bij een perzik vormen de twee buitenste lagen de schil en het vruchtvlees dat we eten, de binnenste laag is de bruine steen waar binnenin het zaad opgeborgen zit. Bij de sinaasappel of de mandarijn is het juist die binnenste laag die we eten, opgebouwd uit segmenten vol zakjes gevuld met sap. Bij de citrusvruchten vormen de buitenste twee lagen de bittere schil vol aromatische cellen.
Het citrusvruchtvlees is omgeven door een weefselnetwerk dat het geheel in vorm houdt en het eetbare binnendeel ook verbindt met het beschermende buitendeel. Daar doorheen lopen dunne kanaaltjes door die voedingsstoffen en water transporteren. Van zodra de vrucht rijp is, kan dat transport stoppen en verdroogt het netwerk waarvan alleen de kanaaltjes overblijven (de 'reticula' in het biologenlatijn) als vezelige, celluloseachtige ligamenten. Daarom heet de mandarijn officieel de Citrus reticulata. Ziedaar de citresten van Devens, een schijnbaar verwaarloosbaar anatomisch onderdeel van de vrucht.
Welke vorm ze ook aannemen, de drie lagen van vrucht hebben belangrijke functies. Ze beschermen het zaad tegen uitdroging, tegen vraat door dieren of insecten, of infectie door schimmels of gisten. Zo krijgen de zaden de tijd te rijpen terwijl het vruchtvlees zoet en sappig wordt en aantrekkelijk voor vruchteneters die de zaden dan helpen verspreiden en voor een fotograaf die onrechtstreeks een nieuw verspreidingsmechanisme voor de mandarijnen introduceert.
De anatomie van het fruit helpt ook om de notenresten van zijn foto's te identificeren. Bij de okkernoot zijn de twee buitenste lagen de bolster die om de noot heen zit, die groene met looiende zwarte sappen doordrenkte schil. De binnenste laag is de notendop die we kraken, vergelijkbaar met de pit van de perzik of pruim.
De walnootresten die Devens fotografeert vindt hij nog binnenin die binnenste laag. Zijn vondsten/resten zijn dus onderdeel van het zaad zelf: de zaadvliezen die tussen de twee noothelften inzitten en na rijping nutteloos geworden zijn en verdroogd. Die vliezen waren dooraderd met fijne kanaaltjes om voedingsstoffen naar het groeiende zaad te voeren.
De twee helften die wij smakelijk verorberen zijn overigens niet het zaad zelf, dat zit - als je goed kijkt - op de plek waar die twee helften aan elkaar zitten. Daar ontspruit ook de scheut van de nieuwe notenboom. De twee helften die wij eten zijn de zaadlobben. Bij de meeste planten zijn dat de eerste twee bladeren die het daglicht zien. Wie in de prille lente in een bos naar de grond kijkt kan de eerste blaadjes van allerlei ontkiemende zaden boven de grond zien uitkomen. Ze zijn meestal anders van vorm dan de uiteindelijke bladeren van struik of boom en ze verdwijnen ook na een tijd. Ze zorgen voor de start van de fotosynthese en produceren het eerste voedsel voor de prille plant. Bij de noot blijven deze zaadlobben echter in de schaal zitten, waar geen licht is en dus ook geen fotosynthese. Zij bevatten echter genoeg voedingstoffen om de prille scheut op weg te helpen. Daarom is de noot ook zo voedzaam voor mens en dier. Om die voedselrijkdom te beschermen zit die notendop er als een harde, moeilijk te kraken schaal omheen.
Van de gegeerde noten wordt wel eens gezegd dat ze goed zijn voor onze hersenen. Dat idee past in de signatuurleer, een vorm van natuurmystiek. Planten met hartvormige bladeren zouden goed zijn voor het hart, wratachtige vruchten zou je kunnen gebruiken om wratten te bestrijden. Dit is magisch denken dat gelijk met gelijk verbindt, alsof het drinken van rode bietensap goed zou zijn voor je bloed. Het is een denkfout die ook op de walnoot wordt toegepast. De walnoot lijkt met haar twee doorgroefde en gerimpelde helften qua structuur op de menselijke hersenen, met haar twee geplooide helften, netjes passend in de schedel.
Het feit dat het verband gelegd wordt tussen de eigenschappen van het een met de kwaliteiten van iets anders wat er op gelijkt, hoe fout ook, vertelt echter wel iets interessants over hoe ons brein werkt. Dat detecteert voortdurend verbanden tussen vormen of gebeurtenissen en probeert op die manier de wereld te begrijpen. Het herkennen van patronen (visueel, auditief, causaal) helpt bij het overleven. Het patroon van een rood verkeerslicht zegt ons te stoppen, het patroon van koorts, niezen en geurverlies waarschuwt ons voor potentiële covidbesmetting. De menselijke patroonherkenning is trouwens bijzonder sterk als het op gezichten aankomt, niet verwonderlijk voor een sociaal dier als de mens die het moet hebben van de medemens. We kunnen feilloos het gezicht van een bekende herkennen in een mensenmassa.
Patroonherkenning kan echter ook te ver gaan. Dan zien we ook gezichten waar ze niet zijn. Zoals het bekende voorbeeld van een gezichtje een stopcontact of ogen in de koplampen van een auto.
Dat herkennen van patronen, ook waar die er niet zijn, is een zo bekend fenomeen dat het een naam heeft gekregen in de psychologie en de kennisleer: pareidolie (of 'pareidolia' in het psychologenlatijn). De naam komt van het Griekse para (naast) en eidolon (beeld). Het is een vorm van illusie waarbij men een onduidelijke of willekeurige waarneming, vaak onbewust, zo interpreteert dat men iets herkenbaars meent waar te nemen. Alsof we liever iets bekends zien dan niet te weten wat we zien. De wereld is zo rijk en veelvormig dat er overal wel wat pareidolisch te vinden valt. Het mannetje in de maan is een mooi voorbeeld, net als de sterrenbeelden (waarvan de samenstellende sterren miljoenen lichtjaren van elkaar verwijderd zijn). We zien dieren, dingen of draken in wolken, verfvlekken of rotsen. We horen woorden of melodieën in auditieve ruis of teruggedraaide lp's.
Pareidolie leidt sommigen op pseudowetenschappelijke dwaalwegen zoals de Rorschachtest. Die maakt pseudowetenschappelijk misbruik van ons patroonherkenningsvermogen. De grillige maar symmetrische inktvlekken zouden volgens de psychoanalytici iets vertellen over wat we onbewust denken. Het is de verleidelijke kracht van de pareidolie op haar best: je kan overal, als je je kritische geest maar opzij zet, in woorden, beelden en dromen, manifestaties terugvinden van het onderbewuste. De schijnbaar alles verklarende kracht van de psychoanalyse zegt vooral iets over de misleidende aantrekkingskracht van ongecontroleerde pareidolie.
Patronen herkennen is dus een waardevolle hersenvaardigheid maar kan uit de hand lopen. Zoals bij de meeste menselijke eigenschappen kan je er te veel of te weinig van hebben. Wie het patroon van het openliggende mangat niet herkent valt er in. Wie het patroon van lawinegevoelige sneeuwhellingen niet herkent, kan onder de sneeuw bedolven raken. Anderzijds onderscheiden mensen die psychoses ervaren of psychosegevoelig zijn veel meer en sneller patronen dan anderen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat er genetische verwantschap gevonden werd tussen mensen met psychosegevoeligheid en mensen met een rijke artistieke en wetenschappelijke verbeelding. Om een vruchtbaar kunstenaar of wetenschapper te zijn kan het helpen om verbanden te zien waar anderen die niet zien of nog niet zagen. Het is echter een eigenschap die niet vrij is van risico. Als je teveel verbanden ziet die er niet zijn kan je last krijgen van wanen of hallucinaties. Paranoia of complotdenken liggen dan op de loer.
Met deze hersenkronkels zijn we terug bij het de intrigerende vormen op de foto's van Zjuul Devens. Want zijn beelden willen een uitnodiging zijn tot pareidolie, de titel van de tentoonstelling. Devens geeft een voorzet tot 'vergankelijke fantasieën over onbestemde en willekeurige vormen' gevonden in mandarijnen en okkernoten. Door de belichting en de opstelling maakt hij er wonderlijke creaties van. Je kan daarin, zoals hij suggereert, op zoek gaan naar herkenbare patronen en uw pareidolische fantasie haar werk laten doen. Niets verhindert u echter om deze de vormen gewoon te laten zijn wat ze zijn: de resultaten van de onvoorspelbare verscheidenheid van de natuur, van de embryologie van zaad en fruit aan het werk. Elke mandarijn, elke noot, elke mens, hoe gelijkend ook op de soortgenoten is telkens weer uniek en onvoorspelbaar anders. En dat geldt ook voor de anatomische onderdelen van de vruchten die Devens aan de vergetelheid ontrukt. Hij fotografeert de resten van oerprocessen die veel ouder zijn dan de mens die deze vruchten savoureert. Geniet er van.